Wat is de goudstandaard of gouden standaard?
De gouden standaard (of goudstandaard zoals vele het ook noemen), is een monetair systeem waarbij de valuta of het papiergeld van een land een waarde heeft die rechtstreeks gekoppeld is aan goud. Met de gouden standaard kwamen landen overeen papiergeld om te zetten in een vaste hoeveelheid goud. Een land dat de goudstandaard gebruikt, stelt een vaste prijs voor goud vast en koopt en verkoopt goud tegen die prijs. Die vaste prijs wordt gebruikt om de waarde van de valuta te bepalen. Als de VS bijvoorbeeld de prijs van goud op $ 500 per ounce zet, zou de waarde van de dollar 1 / 500ste van een ounce goud zijn.
De goudstandaard wordt momenteel door geen enkele overheid gebruikt. Groot-Brittannië stopte met het gebruik van de gouden standaard in 1931. De VS volgde in 1933 en zij stopten helemaal met de laatste overblijfselen van dit systeem in 1971. De gouden standaard werd volledig vervangen door fiat-geld, een term om valuta te beschrijven die wordt gebruikt vanwege een overheidsorder, of fiat, dat de valuta moet worden geaccepteerd als betaalmiddel. In de VS is de dollar bijvoorbeeld fiatgeld en voor Europa is het de Euro.
De aantrekkingskracht van een goudstandaard is dat deze de controle op de uitgifte van geld uit de handen van de ‘niet perfecte mens’ haalt. Met de fysieke hoeveelheid goud die als limiet voor die uitgifte fungeert, kan een samenleving een eenvoudige regel volgen om de slechte kanten van inflatie te voorkomen. Het doel van het monetaire beleid is niet alleen om inflatie te voorkomen, maar ook deflatie. En om een stabiel monetair klimaat te bevorderen waarin volledige werking kan worden bereikt. Een korte geschiedenis van de Amerikaanse gouden standaard is voldoende om aan te tonen dat wanneer een dergelijke eenvoudige regel wordt aangenomen, inflatie kan worden vermeden. Maar te strikte naleving van die regel kan ook economische instabiliteit veroorzaken, zo niet politieke onrust.
Goudstandaard systeem versus Fiat-systeem
Zoals de naam suggereert, verwijst de term gouden standaard naar een monetair systeem waarin de waarde van valuta is gebaseerd op goud. Een fiat-systeem is daarentegen een monetair systeem waarin de waarde van valuta niet is gebaseerd op fysieke goederen, maar in plaats daarvan dynamisch mag fluctueren ten opzichte van andere valuta’s op de valutamarkten. De term “fiat” is afgeleid van het Latijnse “fieri”, wat een willekeurige handeling of decreet betekent. In overeenstemming met de herkomst van het woord is de waarde van fiat-valuta’s uiteindelijk gebaseerd op het feit dat ze worden gedefinieerd als wettig betaalmiddel bij besluit van de overheid.
In de decennia voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog werd internationale handel gevoerd op basis van wat bekend staat als de ‘klassieke gouden standaard’. In dit systeem werd de handel tussen landen geregeld met fysiek goud. Naties met handelsoverschotten verzamelden goud als betaling voor hun export. Omgekeerd zagen landen met handelstekorten hun goudreserves dalen, omdat goud uit die landen wegvloeide als betaling voor hun invoer.
De gouden standaard: geschiedenis
‘We hebben goud omdat we regeringen niet kunnen vertrouwen’, zei president Herbert Hoover (zie afbeelding) in zijn beroemde verklaring in 1933 tegen Franklin D. Roosevelt. Deze verklaring voorzag in één van de meest draconische gebeurtenissen in de Amerikaanse financiële geschiedenis: de ‘Emergency Banking Act’, die alle Amerikanen dwong hun gouden munten, edelmetaal en certificaten in Amerikaanse dollars om te zetten. Hoewel de wetgeving met succes de uitstroom van goud tijdens de Grote Depressie stopte, veranderde dit de overtuiging van ‘goud liefhebbers’ niet. Mensen die in goud geloven hebben voor altijd vertrouwen in de stabiliteit van goud als bron van rijkdom.
Goud heeft een geschiedenis die geen enkele andere activa-klasse heeft omdat het een unieke invloed heeft op zijn eigen vraag en aanbod. Goud liefhebbers houden nog steeds vast aan een verleden toen goud koning was. Maar het verleden van goud omvat ook een val die moet worden begrepen om de toekomst goed te kunnen beoordelen.
De gouden standaard: een liefdesverhaal die al 5000 jaar duurt
Al 5000 jaar lang heeft goud door de combinatie van glans, smeedbaarheid, dichtheid en schaarste de mensheid betoverd als geen ander metaal.
Aan het begin van deze periode werd goud uitsluitend gebruikt voor aanbidding. Bezoek de oude heilige plaatsen in de wereld en alles is gezegd. Tegenwoordig is het meest populaire gebruik van goud de productie van sieraden.
Rond 700 v.Chr. werd goud voor het eerst in munten verwerkt, waardoor de bruikbaarheid als monetaire eenheid werd verbeterd. Voordien moest goud worden gewogen en gecontroleerd op zuiverheid bij het regelen van transacties.
Gouden munten waren toen geen perfecte oplossing. Eeuwenlang was het gebruikelijk om deze ietwat onregelmatige munten ‘te pellen’ om voldoende goud te verzamelen zodat dit goud kon worden gesmolten tot een andere munt. In 1696 introduceerde de Great Recoinage in Engeland een technologie die de productie van munten automatiseerde en een einde maakte aan dit pellen.
Omdat het niet altijd kon vertrouwen op de extra voorraden uit de aarde, breidde het aanbod van goud zich alleen uit bij deflatie, handel, plundering of onderdrukking.
De ontdekking van Amerika in de 15e eeuw bracht de eerste grote ‘gold rush’. Spanje’s plundering van schatten uit de ‘Nieuwe Wereld’ verhoogde in de 16e eeuw de goudvoorraad van Europa met vijf keer. De daaropvolgende ‘gold rush’ vond plaats in Amerika, Australië en Zuid-Afrika in de 19e eeuw.
Europa’s introductie van papiergeld vond plaats in de 16e eeuw, met het gebruik van schuldinstrumenten uitgegeven door private partijen. Terwijl gouden munten en edelmetaal het monetaire stelsel van Europa bleven domineren, begon het papiergeld pas in de 18e eeuw te overheersen. De strijd tussen papiergeld en goud zou uiteindelijk leiden tot de invoering van een gouden standaard.
Het opkomen van de goudstandaard
De gouden standaard is, zoals gezegd, een monetair systeem waarin papiergeld vrij converteerbaar is in een vaste hoeveelheid goud. Met andere woorden, in zo’n monetair systeem steunt goud de waarde van geld. Tussen 1696 en 1812 begon de ontwikkeling en formalisering van de gouden standaard toen de introductie van papiergeld voor problemen zorgde.
De Amerikaanse grondwet gaf het Congres in 1789 het recht om geld te munten (slaan), en de macht om de waarde ervan te reguleren. Het creëren van een verenigde nationale valuta maakte de standaardisatie mogelijk van een monetair systeem dat tot dan bestond uit circulerende buitenlandse munten, meestal zilver.
Met zilver in grotere hoeveelheid ten opzichte van goud, werd in 1792 een bimetaal-norm aangenomen. Terwijl de officieel aangenomen zilver-tot-goud pariteits verhouding (middenkoers) van 15: 1 nauwkeurig de marktratio weerspiegelde in die tijd, daalde de waarde van zilver na 1793 gestaag, en duwde daarbij goud uit de circulatie, dit allemaal volgens de wet van Gresham (deze stelt dat de omloop van “slecht geld” die van “goed geld” verdringt.).
De muntwet van 1834: Goud – zilver en bankbiljetten
De kwestie zou niet worden opgelost tot de Muntwet van 1834, en niet zonder sterke politieke tegenstellingen. Liefhebbers van het ‘edele geld’ pleitten voor een verhouding die de gouden munten weer terug in omloop zou brengen. Nog niet eens bedoelt om het zilver weg te duwen, maar om de papieren bankbiljetten van kleine denominatie van de toen gehate ‘Bank of the United States’ eruit te krijgen. Er werd een verhouding van 16: 1 vastgezet, die goud volledig overwaardeerde en de situatie omkeerde: de VS werd een de facto gouden standaard staat.
Tegen 1821 werd Engeland het eerste land dat officieel een gouden standaard aannam. De extreme toename van de wereldhandel en productie in die eeuw bracht daarnaast grote ontginningen in goud, waardoor de goudstandaard tot ver in de volgende eeuw intact bleef. Omdat alle handels-onevenwichtigheden tussen naties met goud werden opgelost, hadden overheden een sterke stimulans om goud op te slaan voor moeilijkere tijden. Die voorraden bestaan nog steeds.
De internationale goudstandaard ontstond in 1871 nadat Duitsland het ook had omarmt. Tegen 1900 was de meerderheid van de ontwikkelde landen gekoppeld aan de goudstandaard. Ironisch genoeg was de VS één van de laatste landen die toetraden. In feite verhinderde een sterke zilver lobby dat goud de enige monetaire standaard in de VS was gedurende de 19e eeuw.
Van 1871 tot 1914 was de goudstandaard op zijn hoogtepunt. Gedurende deze periode bestonden er bijna ideale politieke omstandigheden in de wereld. Overheden werkten heel goed samen om het systeem te laten werken, maar dit veranderde voor altijd met het uitbreken van de Eerste wereldoorlog in 1914.
De val van de gouden standaard
Met de Eerste Wereldoorlog veranderden politieke allianties, nam de internationale schuldenlast toe en verslechterden de overheidsfinanciën. Hoewel de goudstandaard niet was opgeschort, was deze in de vergetelheid geraakt tijdens de oorlog, wat aantoonde dat hij niet in staat was zowel goede als slechte tijden te doorstaan. Hierdoor ontstond een gebrek aan vertrouwen in de gouden standaard die de economische moeilijkheden alleen maar verergerde. Het werd steeds duidelijker dat de wereld iets flexibeler nodig had om haar wereldeconomie op te baseren.
Tegelijkertijd bleef het verlangen om terug te keren naar de idyllische jaren van de gouden standaard sterk onder de naties. Terwijl de goudvoorraad bleef achterlopen op de groei van de wereldeconomie, werden de Britse pond en de Amerikaanse dollar de mondiale reservevaluta. Kleinere landen begonnen meer van deze valuta aan te houden in plaats van goud. Het resultaat was een sterkere consolidatie van goud in handen van enkele grote landen.
De beurscrash van 1929 was slechts één van de naoorlogse problemen in de wereld. Het pond en de Franse frank waren vreselijk slecht gepositioneerd t.o.v. andere valuta; oorlogsschulden en repatriëringen onderdrukten Duitsland nog steeds; grondstofprijzen stortten in; en banken waren ‘volgestort’. Veel landen probeerden hun goudvoorraad te beschermen door rentetarieven te verhogen om beleggers te verleiden hun deposito’s intact te houden in plaats van ze in goud om te zetten. Deze hogere rentetarieven maakten de zaken alleen maar erger. In 1931 werd de gouden standaard in Engeland opgeschort, waardoor alleen de VS en Frankrijk grote goudreserves hadden.
Vervolgens herwaardeerde de Amerikaanse overheid in 1934 goud van $ 20,67 / oz tot $ 35,00 / oz, waardoor de hoeveelheid papiergeld werd verhoogd die nodig was om 1 ounce (oz) goud te kopen om de economie te verbeteren. Omdat andere landen hun bestaande goudbezit konden omzetten in meer Amerikaanse dollars, vond er onmiddellijk een dramatische devaluatie van de dollar plaats. Deze hogere prijs voor goud verhoogde de conversie van goud in Amerikaanse dollars, waardoor de VS de goudmarkt effectief in het nauw kon zetten. De goudproductie steeg daarnaast zo, dat er in 1939 genoeg goud in de wereld was om alle in omloop zijnde wereldwijde valuta te vervangen.
Brettin-Woods overeenkomst en de goudstandaard
Toen de Tweede Wereldoorlog tot een einde liep, kwamen de leidende westerse mogendheden bijeen om de Bretton Woods-overeenkomst op te zetten, die tot 1971 het kader voor de mondiale valutamarkten zou vormen. Binnen het Bretton Woods-systeem werden alle nationale valuta gewaardeerd ten opzichte van de Amerikaanse dollar, die de dominante reservevaluta werd. De dollar was op zijn beurt converteerbaar in goud tegen de vaste koers van $ 35 per ounce. Het wereldwijde financiële systeem bleef op een goudstandaard werken, zij het op een meer indirecte manier.
De overeenkomst heeft in de loop van de tijd geleid tot een interessante relatie tussen goud en de Amerikaanse dollar. Op de lange termijn betekent een dalende dollar over het algemeen stijgende goudprijzen. Op korte termijn is dit niet altijd waar, en de relatie kan dan best zwak zijn. De correlatie is nog steeds bevooroordeeld tot in de richting van het omgekeerde (negatief op de correlatiestudie), maar als de dollar stijgt, daalt goud meestal.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog had de VS 75% van het monetaire goud ter wereld en was de dollar de enige valuta die nog steeds rechtstreeks door goud werd gedekt. Toen de wereld zich echter na de Tweede Wereldoorlog richtte op de heropbouw, zagen de VS zijn goudreserves gestaag dalen. Dit omdat het geld naar door oorlog verscheurde landen stroomde en haar eigen hoge vraag naar import. De hoge inflatoire omgeving van de late jaren 60 zoog het laatste beetje lucht uit de gouden standaard.
In 1968 stopte een goudpool, waaronder de VS en een aantal Europese landen, met de verkoop van goud op de Londense markt, waardoor de markt vrij de goudprijs kon bepalen. Van 1968 tot 1971 konden alleen centrale banken met de VS handelen tegen $ 35 / oz. Door een pool van goudreserves beschikbaar te stellen, kon de marktprijs van goud in overeenstemming worden gehouden met het officiële ‘pariteits tarief’ (midden- of spilkoers). Dit verlichtte de druk op de lidstaten om hun valuta te waarderen en om hun export gestuurde groeistrategieën te handhaven.
Betalingsbalans van Amerika
Het toenemende concurrentievermogen van buitenlandse naties in combinatie met het monetiseren van schulden te betalen voor sociale programma’s en de oorlog in Vietnam, begon echter al snel te wegen op de betalingsbalans van Amerika. Met een overschot dat in 1959 in een tekort veranderde, en toenemende angst dat buitenlandse naties hun in dollars luidende activa voor goud zouden gaan inwisselen, gaf senator John F. Kennedy in het late stadium van zijn presidentiële campagne een verklaring af dat hij, indien hij zou worden gekozen, zou proberen de dollar te devalueren.
De goudpool stortte in 1968 in toen de lid-staten terughoudend waren om volledig mee te werken aan het handhaven van de marktprijs tegen de Amerikaanse goudprijs. In de daaropvolgende jaren verzilverden zowel België als Nederland dollars in goud, waarbij Duitsland en Frankrijk soortgelijke bedoelingen uitten. In augustus 1971 verzocht Groot-Brittannië om in goud te worden betaald, waardoor Nixon tot actie werd gedwongen en het gouden standaard systeem officieel werd gesloten. In 1976 was het officieel; de dollarwaarde zou niet langer worden bepaald door goud, waarmee het einde van elke schijn van een gouden standaard wordt gemarkeerd.
In augustus 1971 verbrak Nixon de directe omzetting van Amerikaanse dollars in goud. Met deze beslissing verloor de internationale valutamarkt, die sinds de inwerkingtreding van de Bretton Woods-overeenkomst steeds afhankelijker werd van de dollar, zijn formele band met goud. De Amerikaanse dollar, en daarnaast het wereldwijde financiële systeem dat het effectief in stand hield, ging het tijdperk van fiat-geld in.
De eindconclusie
Hoewel goud de mensheid al 5000 jaar fascineert, is het niet altijd de basis geweest van het monetaire systeem. Een echte internationale gouden standaard bestond minder dan 50 jaar – van 1871 tot 1914 – in een tijd van wereldvrede en welvaart die samenviel met een erg grote toename van het aanbod van fysiek goud. De gouden standaard was het symptoom en niet de oorzaak van deze vrede en voorspoed.
Hoewel een mindere vorm van de gouden standaard tot 1971 bleef bestaan, was de dood ervan al eeuwen eerder begonnen met de introductie van papiergeld – een flexibeler instrument voor onze complexe financiële wereld. Tegenwoordig wordt de prijs van goud bepaald door de vraag naar het metaal, en hoewel het niet langer als standaard wordt gebruikt, heeft het nog steeds een belangrijke functie. Goud is een belangrijk financieel activa voor landen en centrale banken. Het wordt ook door de banken gebruikt als een manier om zich in te dekken tegen leningen aan hun overheid en als een indicator voor economische gezondheid.
In een vrijemarkt-systeem moet goud worden gezien als een valuta zoals de euro, de yen of de Amerikaanse dollar. Goud heeft een langdurige relatie met de Amerikaanse dollar en op de lange termijn zal goud over het algemeen een omgekeerde relatie hebben. Zodra de markt enige vorm van instabiliteit laat zien is het normaal dat men begint te praten over het creëren van een nieuwe gouden standaard. Maar de goudstandaard is geen foutloos systeem. Goud als een valuta beschouwen en als zodanig verhandelen, kan de risico’s verminderen in vergelijking met papieren valuta en de economie. Maar er moet een besef zijn dat goud toekomstgericht is. Als je wacht tot er een ramp gebeurd, biedt het misschien geen voordeel omdat dan de prijs vaak al is verhuisd naar een level die een inzakkende economie weerspiegelt.